Poëzie, vertalingen

Binnen mijn werk ben ik onophoudelijk met poëzie bezig. Door de vele projecten waaraan ik mede als auteur betrokken ben geweest zijn inmiddels talloze liedteksten, gedichten en poëtische theaterteksten ontstaan, plus vertalingen, waarvan een grootgedeelte uitgevoerd is.

Voor een regionaal chocolade festival:

ZOET

Je bent zo zoet als melk chocola,
romige cacao of hopjesvla,
als gember door de rucola,
honingdressing over sla,
kersenjam met spa,
bloedwijn, sangria,
de uitroep “ja”,
en als na-

gerecht
niet slecht.

 

Een rouwkaart:

Grootel-Swinkels_prent_11101988

Vertaling van een kerstgedicht van Joseph Brodsky:

WIEGELIED

 

Vanuit een samenwerking met  Nicole Huys-Karrér,  waarbij zij  het grafische werk -rechts- heeft gemaakt.

grafiek003b-magnolia-200287000029MAGNOLIA

Mijn vriendin, ik zend je in gedachten een rankje
druiven uit de wijngaard van mijn hart, mét pitten,
een stil moment, een bedankje.

Jij bent in vriendschap bij de boom gaan zitten
peinzen, praten, zwijgen, op dit bankje
dat er altijd staat. Niets te bezitten
dan geleende tijd. Zonder reden jank je

om een klein gebaar. Je lacht of zucht
en inhaleert het witte licht. Nu zwijg je,
want je merkt hoezeer de frisse lucht
mijn borstkast opent. Volg mijn aandacht, want dan krijg je,

als je wilt, mijn stille blik op een vlucht
zwanen boven het hofje. Ze vliegen niet, ze zweven
in de blauwe hemel. Jij was een breekbaar twijgje

aan de harde slagboom die het leven
een halt toeriep: “Waakzaam, anders knak je
in de wind”. Nu is het je om het even
want je ademt helder licht als een takje

aan een ándere boom, een die leeft
en zuivert: een magnolia. Dan strek je
jouw aandacht naar onze vriendschap en je geeft
iets van jezelf, ademt uit in dit gesprekje

op het bankje. Je schenkt iets teers dat in me beeft,
als een rankje, twijgje, takje, of een stekje
dat voortaan in mij verder leeft.

Prijswinnend tijdens een regionale poëziewedstrijd:

LIED VOOR RUSLAND

Jij wees de weg naar waar het klooster stond
in de uitgestrektheid van je vaderland
en sprak in woorden die ik niet verstond.
Ik voelde al jouw klanken met mijn hand.

Jij toonde mij de goelag: dag werd nacht
waar met robuuste muren ‘t klooster staat,
waar op een oude foto iemand lacht.
Hij zong ondanks zijn afgebeuld gelaat.

Zijn stem brak door een spleet in’t zwijgend lijden
met donderende stilte, toen hij sprak:
“Vergeet ons niet, jij mens uit betere tijden.
Vertel je kinderen dat ons licht ontstak”.

Jij wees de weg en schonk me toen je hand.
Ik laat hem klinken in mijn vaderland.